klinisch onderzoek
Gezondheid

Innoveren rondom klinisch onderzoek

21.10.2020
door Frederic Petitjean

Het opzetten van klinisch onderzoek vraagt heel wat (labo)-infrastructuur en een uitgebreide logistieke keten. Lang niet alle farmabedrijven beschikken daarover of hebben de kennis in huis om deze op te zetten. Hoe pakken ze dat probleem aan?

Farmaceutische bedrijven hebben misschien wel testcapaciteit, maar klinische studies en medicijnenresearch omvatten meestal ook een intensief logistiek proces, met bergen data die verzameld, verwerkt en geanalyseerd moeten worden. In veel gevallen behoort dat niet tot de corebusiness van de farmagroepen.

Gespecialiseerde labodiensten

Om die leemte te vullen, zijn er verschillende gespecialiseerde leveranciers van labodiensten actief in ons land. Cerba Research uit Gent is er een van. “Hoe kun je bijvoorbeeld snel, efficiënt en zonder problemen kits voor een staalafname verdelen?”, stelt CIO Peter Vermeylen de vraag. “Dat is bijvoorbeeld een zaak die wij voor onze rekening kunnen nemen. Wij prepareren onder andere alle materialen om de stalen af te nemen en leveren die netjes in kits aan. Ook het papierwerk met patiëntengegevens bereiden we voor en verwerken we. Als alle data binnen is, bestellen wij labotesten, in ons eigen labo of bij een partner. De resultaten worden daarna aan de onderzoekers ter beschikking gesteld via pdf ’s, maar evengoed via een elektronisch portaal waarop ze kunnen inloggen.”

Personalised medicine

Naast puur administratief werk levert Cerba Reserch ook wetenschappelijke expertise aan, zegt Lab Manager Joachim Vandroemme. “Bij de opzet van de studies werken we nauw samen met onze klanten. Hoe gaan we de test definiëren? Hoe zetten we die op? Welke markers gaan we opsporen? Ook daarin spelen we onze rol.” De omvang van dit soort klinisch onderzoek is in de loop der jaren almaar complexer geworden, zegt Vermeylen. “Vijf jaar geleden kregen alle patiënten in een studie dezelfde tests. Doordat we almaar vaker richting ‘personalised medicine’ evolueren, zijn dat ondertussen bijna honderd individuele parcoursen. Op basis van de resultaten is er continu bijsturing van de tests. Dat maakt de uitdaging natuurlijk een stuk groter.”

“‘De patiënt’ was voor de farma-industrie vroeger een homogene groep. Tegenwoordig is dat anders. Neem nu de COVID-testen, daar wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende subpopulaties.”

Een broker van data

“De interactie tussen de labotests en de behandeling is ook toegenomen”, pikt Vandroemme in. “Daar is nu bijna directe feedback aanwezig. ‘De patiënt’ was voor de farma-industrie vroeger een homogene groep. Tegenwoordig is dat anders. Neem nu de COVID-testen, daar wordt een onderscheid gemaakt tussen verschillende subpopulaties. Niet alleen naar geslacht, maar ook bijvoorbeeld of iemand diabetes heeft.”

De rol van Cerba Research zelf is trouwens ook aan het veranderen, stelt Vermeylen. “Afhankelijk van welke technologie er nodig is, zullen wij studies met tests aan verschillende partijen uitbesteden. Waarmee we een soort ‘broker’ van data worden. Net zoals in veel andere industrieën nam ook in de farma het belang van data en dataverwerking een enorme vlucht. Omdat wij met patiënten werken is die data per definitie zeer gevoelig. Het is dus van het allergrootste belang dat er voorzichtig mee wordt omgesprongen. Respect voor privacy mag dus absoluut geen loos begrip zijn.”

Het labo van de toekomst

Door de enorme hoeveelheid data die tegenwoordig ontsloten kan worden, ontstaan er nieuwe mogelijke toepassingen waar vroeger alleen maar over gedroomd kon worden. En dan komen er al snel begrippen als ‘artificiële intelligentie’ en ‘machine learning’ op de proppen. “Klopt”, zegt Peter, “dat heeft een enorme revolutie veroorzaakt binnen klinisch onderzoek. In ons Franse lab in Montpellier wordt bijvoorbeeld heel veel met medische beeldvorming gewerkt. Tot een paar jaar geleden werden weefselstalen nog letterlijk bekeken op glazen lamellen. Tegenwoordig is dat allemaal volledig digitaal. Dat betekent meteen ook dat je daar algoritmes op kunt loslaten die helpen bij diagnoses.”

Maar ondanks de enorme sprongen die binnen IT en AI worden genomen, is de rol van de mens in het labo nog lang niet uitgespeeld, maakt Joachim zich sterk. “Natuurlijk zal technologie almaar prominenter worden, maar in de eerste plaats vooral om de medicus te ondersteunen. De rol van de arts blijft cruciaal om data en gegevens te interpreteren. Je zult als patiënt maar eens de uitzondering op de regel zijn die niet precies in de plooien van het algoritme past. Dat kan zeer ongewenste gevolgen hebben.

Daarom zal menselijke verificatie nog heel lang de norm blijven. Al zal het labo van de toekomst er natuurlijk heel anders uitzien dan nu. Denk bijvoorbeeld aan alle ontwikkelingen in labtesten op chips of in Point-of-Care-testing, waarbij artsen vaker zelf test zullen uitvoeren. Tot slot zie ik ook een explosie aan biomarkers in de toekomst, bovenop alle klassiekers die we nu al kennen. Wat betekent dat ik me, als labospecialist, nog lang niet bedreigd voel (lacht).”

Vorig artikel
Volgend artikel