kanker
Gezondheid

Het mentale gevecht tegen kanker

18.12.2021
door Fokus Online

Kanker treft het leven midscheeps. Zowel dat van patiënten als dat van hun geliefden. Een handleiding om met de ziekte om te gaan, is er niet. “Tenslotte kan elk mens maar dragen wat voor hem of haar mogelijk is en wat de omgeving mee helpt dragen.”

Emotionele achtbaan

Het is een emotionele achtbaan waarin mensen terechtkomen, nog voor ze het definitieve verdict ‘kanker’ krijgen, weet Sofie Moens, psychologe bij het supportief dagcentrum TOPAZ van het UZ Brussel. “De periode in aanloop naar de opstart van een behandeling is intens. De vele onderzoeken en opeenvolgende gesprekken met de huisarts, specialisten en verpleging: mensen vinden nauwelijks de tijd om te plaatsen wat hen overkomt. Het is vaak pas na die rush dat ze de volle slag in het gezicht krijgen.”

Eerder dan van verwerking te spreken, gaan mensen door een rouwproces. “Het is een verlieservaring waar je als patiënt door moet: van je gezondheid, van bepaalde zekerheden, van je sociaal leven of van dingen die je voordien kon en nu niet meer, toch minstens tijdelijk. Heel veel factoren spelen mee in hoe iemand daar mentaal mee omgaat. Ieder heeft zijn persoonlijke draagkracht, maar bepalend is bijvoorbeeld ook waar mensen op dat ogenblik in hun leven staan. Zijn ze net ouder of grootouder geworden? Hebben ze pas hun eerste vriendje leren kennen? Alles waaraan ze tot dan toe hun identiteit ontleenden, wordt plots in een ander perspectief geplaatst.” 

Beenharde realiteit

Een patiënt met een relatief goede prognose staat niet per definitie sterker in zijn schoenen dan iemand die meteen in een palliatief beleid terechtkomt. “Tenslotte kan ieder mens maar dragen wat op dat moment voor hem of haar mogelijk is, en wat de omgeving mee helpt dragen.” Maar wat de vooruitzichten ook zijn, het blijft een beenharde realiteit. Kan je patiënten daarin überhaupt ondersteunen? “In het ziekenhuis werken we met een multidisciplinair team van onder meer artsen, psychologen, sociaal werkers, verpleegkundig consulenten en oncodiëtisten.

We luisteren zo goed mogelijk naar de vraag áchter de vraag: welke emotie zit er achter die onrust? Heeft een patiënt angst om niet meer te kunnen werken of om zijn gezin in de steek te laten? Krijgt iemand te weinig informatie of net te veel? Waarom slaapt of eet iemand slecht? Daar kan je dan verder mee aan de slag, eventueel met doorverwijzing naar een gespecialiseerde hulpverlener.”      

Een vuistregel in hoe je patiënten en hun naasten kan ondersteunen: spreek het uit.

Emotionele impact bij naasten

De emotionele impact van kanker is ook bij naasten heel groot, weet An Lievrouw, oncopsycholoog aan het UZ Gent. “Vaak zie je dat mensen zichzelf helemaal wegcijferen voor hun zieke partner, ouder, kind of vriend. Ze voelen zich verantwoordelijk om een hele reeks taken en rollen over te nemen. Dat ze daarbij zelf ook veel zorgen en stress ervaren, wuiven naasten vaak weg. ‘Ik wil niet klagen’, vertellen ze dan op gesprek, ‘het gaat hier tenslotte niet om mij.’ Ik denk nochtans dat het heel belangrijk is om ook aan hun noden en gevoelens erkenning te geven.” 

Mensen die wat verderaf staan, bedoelen het zeker goed als ze zeggen: ‘Bel maar als ik iets voor je kan doen.’ Maar zo’n vage uitnodiging kent zelden een vervolg, weet An Lievrouw. “Vraag liever concreet wat je kan betekenen voor iemand. Soms is dat gewoon luisteren, maar het kan ook zijn: wekelijks een halve dag op de kinderen passen of een paar maaltijden koken.” 

Spreek het uit

Een vuistregel in hoe je patiënten en hun naasten kan ondersteunen: spreek het uit. “Als je bijvoorbeeld niet weet of je er goed aan doet om te blijven vragen hoe het gaat, formuleer het dan luidop: ‘Misschien ben je er hier op het werk misschien liever niet mee bezig, maar ik wil ook niet de indruk wekken dat ik er niet meer aan denk of er niet meer om geef.’  

Datzelfde advies geldt ook voor patiënten en hun naasten zelf: geef aan wat je nodig hebt. “Besef ook dat er geen goede of foute manieren zijn om met de ziekte om te gaan. Ieder mens is uniek en heeft al heel zijn of haar leven een bepaalde copingstijl. De ene stijl is niet per se beter dan de andere. Maar soms merk je dat een aanpak die voor jou altijd gewerkt heeft, je nu niets meer biedt. En dat kan een startschot zijn om eens met de mensen rondom je, met lotgenoten of met ons te gaan praten.” 

Vorig artikel
Volgend artikel