Interview door Heleen Driesen

Kim Gevaert: “Als ik iets geleerd heb van topsport, is het dat je soms gewoon moet springen”

Tegenwoordig sprint Kim Gevaert (45) niet meer op de piste, maar ernaast. De mama van vier weet wat te doen met haar tijd. Vijftien jaar na haar actieve sportcarrière herbeleeft de logopediste en meetingdirecteur van de Memorial Van Damme haar grootste passies.

De sportieve opwinding rond de voorbije Memorial Van Damme is stilaan geluwd. De nabesprekingen lopen nog, zegt Kim Gevaert glimlachend, maar de grote stress is eraf. De meetingdirecteur heeft een dagje voor zichzelf genomen. Dat staat ze zichzelf wel vaker toe. Eerst even sporten, dan een massage in de schoonheidssalon of een koffie in fijn gezelschap. Straks staat de chrono weer op scherp, als de zoektocht begint naar nieuwe partners en sponsors voor de komende editie van het atletiekevent. Thuis heeft de voormalige sprintkampioene met Vince (14), Romeo (12), Lili (10) en Nora (6) een levendige bende rondlopen. En dan is er nog haar werk als logopediste op een school en haar ambassadeurschap voor SOS Kinderdorpen.    

Dat klinkt als een vrij hectisch leven. Is het dat ook?

“Ik moet toegeven dat de afgelopen maanden redelijk intens waren. Maar nu de meeting achter ons ligt en het schooljaar goed en wel op gang is, valt alles terug in de plooi. Het fijne is dat ik mijn agenda grotendeels zelf in de hand heb. Op vaste momenten werk ik voor de Memorial, één dag in de week begeleid ik kinderen op school als logopediste en zorgjuf, en in het weekend rijd ik met mijn eigen kinderen rond naar al hun hobby’s en bezigheden (lacht). Ik prijs mezelf vooral een ontzettende gelukzak dat ik al die dingen mag doen. Gewoon omdat ik ze heel graag doe. Mijn man zegt weleens: “Tu ne travailles pas, tu joues.” Dat is eigenlijk ook echt zo. Ik amuseer me, het voelt niet als werk. Dat is een ongelooflijke luxe.”

U houdt zich weer volop bezig met de passies die u ook als twintiger had. Afscheid nemen was nooit echt een optie?

“Ik heb tot mijn dertigste aan atletiek gedaan. Toen ik stopte heb ik alle dingen gedaan die ik tijdens mijn sportieve carrière had moeten uitstellen. Ik bouwde samen met mijn man (Djeke Mambo, red.) een huis, we zijn getrouwd, ik ben voor het eerst zwanger geworden en na onze oudste zoon hebben we nog drie prachtige kinderen gekregen. Dat gezinsleven was een grote droom van mij. Het was de eerste reden om afscheid te nemen van mijn sport. Mijn lichaam was niet op, ik had nog wel een paar jaar kunnen doorgaan, maar mijn hoofd wilde niet meer. De biologische klok tikte te luid (lacht). En dan, vier kinderen later, sla je toch terug aan het denken wat je nog allemaal wilt doen in het leven, naast mama zijn. Dat was best een ontdekkingstocht. Maar alle coachingsessies wezen dezelfde richting uit: zorg dragen voor anderen en werken met kinderen. Daar sloot mijn logopedie-opleiding perfect op aan.” 

Hoe was het om zoveel jaren na uw studies nog aan de slag te gaan met uw diploma?

“Dat was met een heel klein hartje. Eigenlijk wel een beetje gek: ik heb in finales gestaan op de grootste kampioenschappen en op de een of andere manier kon ik altijd wel met de druk omgaan. Maar dit was anders. Plots ben je niet meer 100 procent zeker van wat je aan het doen bent. Je moet jezelf weer toelaten om fouten te maken en te leren. Gelukkig heb ik snel mijn draai en voldoening gevonden. Twee jaar geleden is dan de vraag gekomen vanuit de Memorial Van Damme om meetingdirecteur te worden. In het begin had ik wel wat twijfels. Viel die opdracht wel te combineren met ons gezin? Regelmatig reizen is immers part of the job en de wedstrijd valt vlak na de zomervakantie. Dat bleek allemaal prima mee te vallen. En nu heb ik het beste van twee werelden: de link met de sport die ik zo graag deed en de band met de kinderen op school.”   

Kost het u moeite om los te laten of bent u iemand die liefst vooruitkijkt?  

“Ik denk wel dat ik een persoon ben die niet snel bij de pakken blijft neerzitten. Als ik eens een moeilijk moment heb, probeer ik verder te kijken dan het probleem en naar een oplossing te zoeken: wat kan of wil ik doen om tot een beter resultaat te komen? Die veerkracht moet een topsporter wel hebben. Bij een slechte prestatie of een blessure mag je niet blijven hangen in negatieve gedachten. Je moet de knop kunnen omdraaien. Dat talent is misschien voor een stukje aangeboren, maar je kunt het ook verder ontwikkelen. Ik gebruik het alvast zoveel mogelijk in mijn leven buiten de sport.” 

Ik prijs mezelf een ontzettende gelukzak dat ik alleen maar dingen mag doen die ik heel graag doe.

Wat trok u zo sterk aan in het topsportleven dat u er opnieuw naartoe wilde?

“Ik geloof dat ik vooral een zwak heb voor die smeltkroes van talen, mensen en culturen. Daarom wilde ik ook per se in een Brusselse school gaan werken als logopediste. Ik hou van het gevoel de wereld dichtbij te hebben. Bij een meeting als de Memorial Van Damme krijg je effectief de hele aardbol over de vloer. Dat internationale karakter vind ik geweldig, naast alle kansen die je krijgt om nieuwe mensen te ontmoeten. En dan heb je nog de beleving van de wedstrijd op zich. Sport is en blijft emotie. Het is fantastisch om getuige te zijn van hoe het publiek mee in vervoering raakt door de prestaties van de atleten. Het voelt als een voorrecht om daar deel van uit te maken.”

U bent eerder een gevoelsmens dan het zakelijke type?

“Absoluut (lacht). Natuurlijk is mijn job ook voor een stuk zakendoen. Ik ben bezig met de pr van de wedstrijd: met pers- en sponsorcontacten en overleg met partners. Daar hangt ook een financieel luik aan vast. Cijfers zijn helaas nooit mijn sterkste punt geweest. Gelukkig zit ik in een team van ervaren mensen die me daarin ondersteunen. Voor de rest ga ik vooral af op mijn gevoel. Als mijn intuïtie zegt dat iets goed zit, dan ga ik ervoor. Verder heeft mijn talent me altijd de weg gewezen: in de dingen die ik graag deed en goed kon, heb ik alle liefde en energie gestoken.”

Heeft het talent om mama te zijn u de weg gewezen naar vier kinderen?

(lacht) “Ik twijfel of je het moederschap een talent kunt noemen. We rommelen allemaal ook maar wat aan, denk ik soms. Het enige wat ik weet, is dat het me plezier geeft om mama te zijn. Mijn man en ik komen allebei uit een groot gezin. Wij waren thuis met vier, Djeke heeft vijf broers en zussen. Ik heb het altijd een mooie ervaring gevonden om zoveel mensen om me heen te hebben. Al is de romantiek soms wel zoek in een groot en jong gezin. In amper vier jaar tijd liepen er in ons huis drie enthousiaste peuters rond. Soms stel ik me nog de vraag hoe we het in godsnaam hebben overleefd. Toch voelde het plaatje pas bij ons vierde kind echt compleet. Ik kan me nu niet meer inbeelden dat ik een andere keuze zou hebben gemaakt.”  

Vanzelfsprekend is het niet om met een groot gezin nog een carrière uit te bouwen.

“Eerlijk? Ik denk niet dat ik een fulltimejob met vier kinderen had aangekund. Ik zie bij andere mama’s hoe onnoemelijk zwaar dat is. Met mijn eerste loopbaan heb ik tijd gekocht voor mezelf. Dat is mijn geluk geweest. Toen ik aan kinderen begon te denken, had ik al zoveel jaren al mijn passie en gedrevenheid kunnen investeren in mijn sport. Daarbij had ik ook een stukje bestaanszekerheid opgebouwd. Het heeft ervoor gezorgd dat ik tien jaar lang mijn gezin op de eerste plaats kon zetten.” 

Na die lange pauze moet het toch een sprong in het diepe zijn geweest?

“Ik voelde dat ik eraan toe was. En als ik iets geleerd heb van de topsport, is het dat je soms moet stoppen met nadenken en gewoon moet springen. ‘Just do it’ was de slagzin van mijn sponsor indertijd. Die is toch ergens blijven plakken (lacht).” 

sport

Veel nadenken is geen productieve eigenschap voor een sporter…

“Ik ben nochtans zelf wel een denker, en veel atleten met mij. Maar piekeren of eindeloos reflecteren leidt zelden tot de beste resultaten. Tijdens mijn opleiding logopedie heb ik stage gedaan bij stotterpatiënten. We pasten een gedragstherapie toe die ervan uitgaat dat het niet de situatie zelf is die een bepaalde reactie uitlokt, wel de manier waarop je over die situatie denkt. Wie last heeft met de letter ‘k’ kan al verlamd raken door het vooruitzicht om een woord met een ‘k’ te moeten uitspreken. Door bewust of onbewust te focussen op ‘dit wordt moeilijk’ of ‘ik moet dit goed doen’ neemt de stress alleen maar toe. Bevorderlijk voor je prestaties is dat niet.” 

Hoe laat je die faalangst los?

“Door te proberen je gedachten naar het positieve te keren én jezelf niet te veel te vergelijken met anderen. Als piepjonge atlete spiegelde ik me vaak aan de Amerikaanse meisjes naast mij op de piste. Die waren groter en gespierder dan ik. Daar kon ik toch nooit tegenop, dacht ik. Dat idee-fixe zorgde ervoor dat ik soms onder mijn niveau presteerde. Later heb ik geleerd om positief op mezelf in te praten: ‘Ik heb hard gewerkt aan mijn kracht, ik ben vinnig en ik weeg minder. Een goede kans dus dat ik sneller ben dan zij (lacht).’”  

Start alles met in jezelf geloven?

“Het is een cliché, maar wel eentje dat klopt. Toen ik begon met sprinten, hoorde ik vaak op de achtergrond: ze zal nooit doorgroeien, want ze is wit en niet sterk genoeg. Naar die stemmen heb ik niet willen luisteren. Ik voelde dat ik wél veel in mijn mars had en wilde dat graag bewijzen. Als jíj́ weet wat je kracht is, of wat je doelen zijn, is het van ondergeschikt belang wat anderen zeggen. Dat betekent niet dat je alles alleen moet doen. Het is altijd een goed idee om je te omringen met mensen bij wie je een goed gevoel hebt en die het beste in jou naar boven brengen.”

Heeft u nog steeds de drang om de beste te zijn?

“Áls ik al eens een wedstrijdje speel, dan wil ik maar van één persoon winnen en dat is van mijn man (lacht). Maar nu ik erover nadenk, ook als atlete was ik nooit echt bezig met ‘winnen’ of de eerste zijn. Ik wilde gewoon de beste Kim zijn die ik op dat moment in me had. Ik wilde míjn beste wedstrijd lopen. Die ingesteldheid heb ik nog altijd. Als je gewoon alles geeft wat je hebt, dan volgt het resultaat vanzelf.”

Smart
fact

In welke andere sportieve discipline had u graag uitgeblonken?

“Als ik binnen de atletiek blijf, denk ik toch vooral aan de technischere disciplines zoals polsstokspringen of hordelopen. Ik was 14 toen ik met atletiek begon: een beetje laat om dat soort nummers nog onder de knie te krijgen. Maar als ik op de tribune zit, vind ik ze nog altijd heel indrukwekkend om naar te kijken.”

14.11.2023
door Heleen Driesen
Vorig artikel
Volgend artikel