Interview door Hermien Vanoost

Peter Carmeliet: “Onderzoek, frustraties en successen”

Peter Carmeliet mag je gerust een van de grootste wetenschappers van ons land noemen. Eind juli kreeg hij zelfs een prestigieuze, tweejaarlijkse Distinguished Career Award op het ISTH-congres. Een enorme bekroning op zijn baanbrekende onderzoekscarrière. Maar hoe gaat het verder?

Acht jaar was hij, toen hij zijn vader, een professor in de fysiologie, voor het eerst naar het slachthuis vergezelde. Hij zag hoe een rund van 500 kilo een kogel door de kop kreeg en met een smak op de grond kletste, hoe een slager de borstkas opensneed en het nog kloppende hart op de dissectietafel van zijn vader legde. Eigenlijk was de scène niet voor zijn kinderogen bestemd, maar de jonge Peter Carmeliet lustte er pap van. Hoe langer hoe meer raakte hij gebiologeerd door al wat hij door de microscoop van zijn vader te zien kreeg. Zijn toekomst als onderzoeker leek voorbestemd.

Uiteindelijk waren het een stel muizen die uw loopbaan gelanceerd hebben.

“Zo kun je het stellen. Na mijn studies geneeskunde en een doctoraat in België, heb ik een tijd onderzoek gedaan in Boston, waar ik met de knock-out technologie heb leren werken. Daarbij haal je bij muizen een gen weg, om te zien wat de precieze functie is. Terug in Leuven, in 1991, probeerde ik knock-out muizen te maken zonder het eiwit VEGF. Dat lukte niet. De embryo’s stierven af op het moment dat de eerste bloedvaten zich ontwikkelden. Naderhand bleek dat een belangrijke ontdekking, want daardoor wisten we dat VEGF onmisbaar was bij de angiogenese, de vorming van de bloedvaten.”

Op termijn hopen we kanker via een pilletje in slaap te wiegen.

Heeft die vaststelling ook tot nieuwe geneesmiddelen geleid?

“Jawel. Bij sommige ziekten, zoals ALS, groeien er te weinig bloedvaten, terwijl we bij andere ziekten, zoals bepaalde oogaandoeningen en kankers, zien dat er zich te veel bloedvaten beginnen te vormen. Via medicatie, die op dat VEGF-eiwit inwerkt, kunnen we die processen beïnvloeden. Zeker bij ALS-proefdieren hebben zo’n geneesmiddelen verlichting gebracht. Ze hebben ervoor gezorgd dat de resterende zenuwcellen minder snel verdwijnen. Bij kanker waren de resultaten bij muizen veelbelovend, maar bij patiënten minder. We dachten dat we met de medicatie de kankercellen zouden kunnen uithongeren, maar die gingen gewoon op zoek naar een andere uitweg om bloedvaten aan te maken, via een ander eiwit. PlGF is zo’n eiwit. We testen nu of het neutraliseren van PlGF de groei van hersentumoren – medulloblastoma – bij kinderen kan vertragen en blindheid bij suikerzieken kan tegengaan.”

In de loop der jaren hebben jullie het onderzoek van koers gewijzigd, wat alweer tot baanbrekende resultaten leidde.

“Acht jaar geleden beslisten we om ons op de stofwisseling toe te leggen, in de hoop dat we zo een manier zouden vinden om de bloedvatcellen in het hart te raken. Zonder energie kan een bloedvat zich immers niet vormen. Dat een tumor die honger heeft, de groei van bloedvaten stimuleert, wisten we uit eerdere studies. Uit nieuwe testen op muizen leerden we dat bloedvaten in tumoren erg abnormaal zijn, eigenaardige vormen krijgen en beginnen te lekken. Het gevolg is dat ze kankercellen onvoldoende voeden, waardoor die gaan uitzaaien en kankerpatiënten uiteindelijk sterven. Onze conclusie was dan ook dat je tijdens de behandeling een tumor niet moet uithongeren, maar juist met suikers en zuurstof moet voeden. Je moet de kanker dus gelukkig maken om de kans op uitzaaiingen te verkleinen.”

Al die nieuwe technieken hebben het onderzoek in veel domeinen in een stroomversnelling gebracht.

Kanker genezen lukt hiermee niet?

“Nee, het is een behandeling die ondersteunend werkt, die maakt dat een chemokuur of immunotherapie de kankercellen beter bereikt. Op termijn hopen we kanker via een pilletje in slaap te wiegen, zodat de therapie in optimale condities kan doorgaan. Kanker bestrijden is een en-en-verhaal, want het is een erg slimme ziekte. Altijd weer vindt ze nieuwe ontsnappingsroutes. Je moet de kankercellen op verschillende fronten aanvallen. Dat is waar veel onderzoekers nu op focussen: de ideale mix van behandelingen vinden.”

Veel wetenschappers zoeken een leven lang, maar vinden weinig tot niets. U daarentegen hebt al een hele lijst ‘ontdekkingen’ achter uw naam.

“Dat is eigen aan het vak. Je weet niet waar je uitkomt. Onderzoek doen is voor 90 procent frustratie en voor 10 procent succes. Bovendien, het is niet omdat het op muizen werkt, dat er ook een geschikt medicijn voor mensen uit voortvloeit. Als wij over een ‘ontdekking’ communiceren, duurt het minstens nog tien tot vijftien jaar voor er een geneesmiddel bij de patiënt geraakt. Dat is frustrerend voor patiënten.”

U bent intussen dertig jaar bezig als onderzoeker. Welke evolutie ziet u?

“De snelheid van werken is zonder twijfel de grootste evolutie geweest, met dank aan de digitalisering en de komst van nieuwe technieken. Terwijl we vroeger op een cultuurplaat het patroon van enkele duizenden cellen bestudeerden, kan je nu via single cell analysis een enkele cel volledig ontleden. Er zijn zo al veel nieuwe celtypes gevonden. Of je kunt via whole genome sequencing het hele DNA van kankers in kaart brengen. Al die nieuwe technieken hebben het onderzoek in veel domeinen in een stroomversnelling gebracht. Helaas hangt er een stevig prijskaartje aan vast en is de druk voor de onderzoeker zelf ook gestegen.”

Toppers uit het buitenland komen naar Vlaanderen voor de grote hoeveelheid kennis die hier aanwezig is.

Speelt Vlaanderen mee met de groten als het gaat over kankeronderzoek?

“Dat denk ik wel. En de oprichting van het VIB (Vlaams Instituut voor Biotechnologie) is daarvoor erg belangrijk geweest. Van bij de start is er internationaal gerekruteerd geweest, waardoor het niveau aanzienlijk gestegen is. Ook op de universiteiten trouwens. Toppers uit het buitenland komen naar Vlaanderen voor de grote hoeveelheid kennis die hier aanwezig is. Niet voor één persoon, maar voor de kritische massa die hier samen zit. In Nederland zijn ze daar stikjaloers op. Om een of andere reden slagen ze er zelf niet in een gelijkaardig initiatief op poten te zetten. Met RegMed, een innovatieplatform rond regeneratieve geneeskunde, hopen ze daar verandering in te brengen. Wij stappen mee in dat verhaal, samen met enkele universiteiten, gesteund door de Vlaamse regering.”

Wat mogen we van die regeneratieve geneeskunde verwachten? Maken we in de toekomst nieuwe organen aan?

“Dat is niet ondenkbaar. Nu al is het mogelijk om in een celcultuur kleine organoïde nieren te reproduceren. Als we er nog bloedvaten aan kunnen koppelen, dan zou het mogelijk moeten kunnen zijn de nier bij een patiënt te implanteren. En wellicht geldt dat ook voor andere organen. Had je me dat twintig jaar geleden verteld, ik verklaarde je gek.”

Wat als Peter Carmeliet geen onderzoeker was geworden?

“Die kans was toch wel heel klein (lacht), maar wie weet was ik dan de muziekwereld ingerold. In mijn jeugd speelde ik zes tot zeven uur per dag dwarsfluit. Ik droomde ervan om bij een groot orkest te spelen.”

23.08.2017
door Hermien Vanoost
Vorig artikel
Volgend artikel