stad
Maatschappij

Het ideaal van de stad van de toekomst

03.03.2015
door Fokus Online

‘Er is nood aan een compleet nieuw businessmodel’, zegt de ene expert. ‘Eigenlijk moet Vlaanderen herontwikkeld worden’, zegt de andere. De visies over de duurzame stad – en hoe die te bereiken – lopen vaak uiteen. Maar over één ding zijn alle experts het eens: het moet anders.

Urban mining, landfill mining, resource efficiency. Het feit dat deze terminologie de laatste jaren hip is geworden, illustreert dat Vlaanderen en België inderdaad veel bewuster hebben leren omgaan met grondstoffen, materialen en afgewerkte producten. Onze regio behoort dan ook tot de wereldtop als het om het sorteren van afval en de recyclage van grondstoffen en materialen gaat. Bewindslieden grijpen die koppositie maar wat graag aan om te tonen dat ‘we goed bezig zijn’. Dat we ‘steeds meer aan het opschuiven zijn in de richting van een inherent duurzame samenleving’, met als ankerpunt de duurzame stad.

Maar als we aan de iets ambitieuzere duurzaamheidsexperts vragen of we goed bezig zijn, krijgen we een duidelijke njet. “Te veel mensen, bedrijven en overheden zijn bezig met hun eigen eilandje orde op zaken te stellen”, vertelt Peter-Paul van den Berg, directeur van Kamp C, een adviesorgaan van de Provincie Antwerpen voor particuliere bouwers en verbouwers. “Het ontbreekt vandaag aan een overkoepelende visie, aan een compleet nieuw businessmodel. Alleen een paradigma-shift kan onze samenleving écht duurzaam maken.” Van den Berg haalt graag de Nederlandse hoogleraar transitiekunde Jan Rotmans aan, die stelde dat ‘we niet leven in een tijdperk van veranderingen. Maar in een verandering van tijdperk’. “Bij recyclage proberen we nuttige dingen uit afval te halen. Zoals zeldzame aardmaterialen of energie. Niks mis mee, ware het niet dat onze ambitie veel hoger moet liggen. We moeten een paar stappen terug in het productieproces. Daar waar een product op de tekentafel wordt bedacht. Want de beste energie is de energie die je niet gebruikt.”

De Vlaamse overheid moet lokale besturen en private actoren methodieken aanreiken voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling

Joachim Declerck

Nadenken over de duurzame stad is tegelijkertijd een beetje filosoferen, beseft ook van den Berg. “Je moet jezelf afvragen: wat wil de mens in de 21ste eeuw? Naar mijn gevoel zijn dat vooral ervaringen, geen bezittingen. Je wilt één keer per jaar met een zeilboot gaan varen. Maar je wilt niet het hele jaar met dat ding opgescheept zitten.” Dat lijkt evident voor een zeilboot. Maar volgens van den Berg is dezelfde redenering ook toepasbaar op huishoudelijke apparaten. Die zouden we niet meer bezitten, maar leasen.

“Dan gaat meteen ook de levensduur van de apparaten omhoog. Want de verhuurder van een wasmachine, een auto of een droogkast heeft er alle belang bij dat zijn materieel het zo lang mogelijk volhoudt.” Van den Berg is een adept van de in Nederland wonende Duitse architect Thomas Rau, die zelfs de verlichtingsinstallatie in zijn kantoor niet bezit. Maar enkel betaalt voor de ‘lichturen’ die de armaturen hem geven – de prestaties dus, zoals gestipuleerd in het contract. Op die manier ontstaat er een echte incentive om te gaan verduurzamen. “De verhuurder van de lichturen kan het vaste bedrag dat zijn klant betaalt investeren in energiezuinige verlichting. De klant is dus steeds zeker van de totale kost én de verhuurder kan een hogere opbrengst genereren met de verhuur. Het is belangrijk dat die incentive bij de verhuurder komt te liggen. Want vooral hij beschikt over de mogelijkheden en middelen om tot actie over te gaan.”

Reconversieproject

Incentives voor meer duurzaamheid, alllemaal goed en wel. Maar terwijl je een businessmodel nog op de schop kunt nemen, is dat uitgesloten met de bestaande ruimtelijke ordening. Joachim Declerck, directeur van Architecture Workroom Brussels, een denktank voor innovatie binnen de architectuur, stedenbouw en ruimtelijke ontwikkeling, ziet Vlaanderen als één groot reconversieproject. “De traditionele ruimtelijke ordening in Vlaanderen. Daarbij stimuleert de overheid dat elke burger zijn eigen paradijs realiseert, is ronduit problematisch. De gevolgen voelen we elke dag. Het wegennetwerk is volledig dichtgeslibd, we krijgen het aantal verkeersslachtoffers niet substantieel naar beneden. Het rioleringsstelsel behoort tot het meest complexe en duurste ter wereld. En steeds meer grote, afgelegen villa’s raken niet meer verkocht.”

Volgens de architect moet het roer absoluut om. Tegelijk roept hij stedenbouwkundige planners die een duurzame stad in Vlaanderen willen zien verschijnen, op om ook de pragmatische weg naar die toekomst te ontwerpen. Declerck: “Vlaanderen is nu eenmaal geen compacte stad. We wonen en werken zowel in als tussen de vele grote en kleine steden en dorpen – overal dus. Een toekomstbeeld van een perfect compacte stad vooropstellen werkt niet.” Declerck raadt aan dat we de bestaande situatie dus best als uitgangspunt aanvaarden, en vervolgens samen met de overheid en de private actoren manieren ontwikkelen om de toekomstige ontwikkeling radicaal in de richting van meer duurzaamheid te sturen.

De beste energie is de energie die je niet gebruikt

Peter-Paul van den Berg

Decentralisatietrend

De verduurzaming van het verspreid bebouwde Vlaanderen moeten we volgens Declerck niet zien als repressief beleid, maar als een enorme bouwopgave. Het bouwen is in zijn visie niet langer gericht op verdere consumptie van open ruimte, wel op de herontwikkeling van wat er in het verleden is gebouwd. “Iedereen in Vlaanderen is het erover eens dat de ruimtelijke ordening in Vlaanderen anders moet. Toch gaat het gewoon door.” Declerck vindt het schrijnend dat er daarbovenop ook nog eens een verdere decentralisatie van de bevoegdheden op het vlak van ruimtelijk ordening aan de gang is. “En die keer je niet zomaar om.” Gemeenten worden dus geacht te weten wat goed voor hen is. En krijgen steeds meer zeggenschap over de inrichting van nieuwe verkavelingen, industriegebieden en overstromingszones. Declerck ziet in die decentralisatietrend een nieuwe taak weggelegd voor de Vlaamse overheid. “Misschien moet die het expertisecentrum worden dat de lokale besturen en private actoren methodieken aanreikt om de lokale dynamiek in te zetten voor een duurzame ruimtelijke ontwikkeling.”

Middenheide

Een exemplarisch voorbeeld van hoe het wél moet, is volgens Declerck het pilootwoonproject Middenheide in Beveren. “De bedoeling hier is een stedelijk woonproject te realiseren met behoud van de landschappelijke kwaliteit. Als alternatief voor het klassiek Vlaamse verkavelingsmodel van huisje, tuintje, boompje.” Middenheide is een gedurfd concept. Er ligt een overstromingsgebied in dit gebied, namelijk dat van de Beverse beek. “De gronden van het overstromingsgebied zijn allemaal in privéhanden. En natuurlijk hopen de grondeigenaren dat ze daar iets kunnen bouwen.” Het consortium achter het pilootproject heeft daar echter iets op gevonden. Met ingenieuze vastgoedtechnieken ontwierp het een methodiek die de eigenaars kan overtuigen om hun bouwrechten te ruilen. De eigenaars worden gecompenseerd door de bouw van meer woningen buiten de beekvallei toe te laten. Declerck: “Zo krijg je compacter wonen rond een krachtig stuk landschap, waar ruimte is voor water in tijden van overstromingen. Die aanpak is misschien pragmatisch. Maar ze brengt ons wel dichter in de buurt van het ideaal van de duurzame stad.” Dichter bij de toekomst dus.

tekst Senne Starckx

Vorig artikel
Volgend artikel