Lokaal boontje komt om zijn loontje
Duurzame voeding: we hebben er helaas vaker figuurlijk dan letterlijk de mond van vol. Vooral omdat de oorsprong of kweekwijze van producten voor de consument niet altijd even duidelijk is. Dé veilige keuze is dan ook lokaal of zelfgeteelde voeding. Maar hoe begin je daaraan? En heeft dat niet te veel voeten en handen in de aarde?
Snakken naar lokale en traceerbare producten
Voedsel dat besmet is met PFOS. Dioxine in kippen en eieren. Vetmesters die de boel belazeren met groeihormonen. Als consument hebben we het de laatste decennia niet onder de markt gehad wat betreft duurzame en veilige voeding. Dat is wellicht een van de redenen waarom we snakken naar lokale en traceerbare producten. Zo ging het aantal zelfplukboerderijen in Vlaanderen van één naar meer dan tachtig in vijftien jaar tijd en tellen volkstuintjes steeds langere wachtlijsten. Nog een frappant voorbeeld: supermarktketen Delhaize lanceerde een abonnementsdienst waarmee bedrijven hun werknemers korting kunnen geven op gezonde voedingsproducten. Om maar te zeggen dat het leeft bij de mensen.
“Er is inderdaad een trend bij consumenten naar meer lokaal en meer duurzaam”, aldus Heleen De Smet, beleidsexpert landbouw en voeding en woordvoerder van Bond Beter Leefmilieu. “Mensen willen in de eerste plaats weten hoe hun voedsel wordt gemaakt, vanuit de natuurlijke reflex om dichter bij hun voeding te staan, omdat het zo’n cruciaal product is. Helaas is in de supermarkten de herkomst van producten niet altijd even duidelijk, dus daar kunnen retail en overheden zeker nog stappen vooruitzetten.” In elk geval vormt het label ‘biolandbouw’ een betrouwbare garantie: kwaliteit van hier, volgens agro-ecologische principes.
Duurzame alternatieven
Mensen willen vandaag dus niet alleen weten of iets voedzaam is (bijvoorbeeld via de Nutri-Score), maar ook of het bespoten is, wie het gekweekt heeft, hoe het getransporteerd wordt, wat de ecologische voetafdruk is … Boontjes die uit Kenia komen gevlogen, daarvan weet je dat er enorm veel CO2-uitstoot mee gepaard gaat. Misschien moet je dan als consument wel beslissen dat die niet de beste keuze zijn. Duurzame alternatieven zijn volgens een studie van WWF ook niet per se duurder, als je je maar bewust bent van wat je in je winkelwagen legt. Hoe meer we met z’n allen die producten kopen, hoe goedkoper ze zullen worden volgens het principe van de markt.
“Daarnaast heeft veel ook te maken met het type product”, vult Heleen De Smet aan, “minder dierlijke producten kopen is sowieso al een duurzame keuze, omdat vlees en zuivel de grootste impact hebben, zowel qua biodiversiteit en waterkwaliteit als ontbossing. Wie vlees echt niet kan missen, volgt nu gelukkig al vaak het principe ‘minder, maar beter’.”
Onze leerlingen zijn enerzijds de bakkers, slagers en koks van morgen, maar anderzijds ook de duurzame consumenten.
Duurzaam bewustzijn
Wat duurzaam bewustzijn betreft, gelooft Hotelschool Ter Groene Poorte sterk in het principe van ‘jong geleerd is oud gedaan’. “Duurzaam consumeren begint al in de schoolbanken”, aldus algemeen directeur Iris Cornette. “Zo krijgen leerlingen van het eerste en tweede jaar elk een paar vierkante meter grond om kruiden en groenten op te kweken, die vervolgens worden verwerkt in gerechten. Op die manier willen we van onze studenten bewuste consumenten maken, via verschillende boodschappen. Het plezier van eigen kweek en het feit dat je goede grondstoffen écht niet ver moet zoeken. Het is bijvoorbeeld toch te gek voor woorden dat we vis uit Japan importeren terwijl onze eigen Noordzee barst van de lekkere vis.”
Ook het belang van zero food waste wordt sterk benadrukt op de school. “Wist je dat er in grootkeukens gemiddeld 12 procent van het geproduceerde voedsel verloren gaat?”, illustreert Iris Cornette. “Omgerekend is dat 10.000 kilo per jaar of een verliespost van 14.000 euro. Om nog maar te zwijgen van de CO2-uitstoot die dit teweegbrengt. Om verspilling tegen te gaan, kan elke leerling bij ons een herbruikbare drinkfles aankopen en die bijvullen op diverse watertappunten op de campus. Geen waterverspilling én geen plastic afval. Zo koppelen wij duurzaamheid aan een gezond voedingsbeleid en ecologie.”
Dichter bij voedsel
Het laatste woord is voor Heleen De Smet. “Het succes van die zelfplukboerderijen en volkstuintjes toont dus aan dat mensen terug dichter bij hun voedsel willen komen. Maar laten we ook eerlijk zijn. Het is gewoon gigantisch plezant om met je handen in de aarde te wroeten, en heerlijk om planten seizoensgebonden te zien groeien. (lacht) En je krijgt er meer respect voor het landbouwberoep voor.”