transport
Business

Zorg dat export geen valkuil wordt

02.12.2014
door Fokus Online

Leuk hoor, dat contract dat je in de wacht sleepte in Portugal of Italië. Maar nu begint het pas. Hoe krijg je de goederen ter plaatse? En welke valkuilen moet je daarbij ontwijken?

Buitenlandse handel en internationaal vervoer zijn heel wat complexer dan nationale verkoop en binnenlandse verzendingen. En dat niet alleen omdat er export- en douanedocumenten opgemaakt moeten worden.

Transport

Doe je een beroep op een transporteur, dan moet die de juiste vergunningen hebben. Er zijn vergunningen voor het binnenlands vervoer en vergunningen voor intracommunautair vervoer. Met deze laatste mogen de transporteurs vrij grensoverschrijdend vervoer voor derden verzorgen in de hele Europese Vrijhandelszone. Dat is de Europese Unie plus Zwitserland, IJsland, Noorwegen en Liechtenstein. Voor transporten buiten die zone zijn vergunningen nodig per land dat je doorkruist. Verder moeten exporteur en transporteur rekening houden met de lokale wetgeving. Zo gelden bijvoorbeeld andere regels per regio voor afvaltransport, terwijl er voor bijvoorbeeld dierenvervoer Europese regels bestaan.

En dan zijn er nog de kleinere verschillen. “In België mag je tot 44 ton vervoeren. Internationaal ligt de grens op 40 ton”, zegt woordvoerster Isabelle De Maegt van de transporteursorganisatie Febetra. Een belangrijk aandachtspunt kan ook de ladingverzekering zijn. Transporteurs werken met de CMR-regeling. Dat is een internationale conventie die de aanprakelijkheid van de transporteur voor grensoverschrijdend wegvervoer regelt. CMR staat daarbij voor Convention Relativeau Contrat de Transport International de Marchandises per Route.

De regeling houdt in dat de transporteur verantwoordelijk is voor de vracht die hem wordt toevertrouwd vanaf het moment van de inontvangstname tot aan de aflevering bij de klant. Verliest hij de lading door brand, door een ongeval of door een diefstal, dan treedt de verzekering in werking. De verzekering heeft echter belangrijke beperkingen. Zo is de transporteur niet verantwoordelijk bij ongevallen waarvoor een derde aansprakelijk is of voor ladingen die niet door hemzelf werden vastgemaakt. Verder is de verzekering beperkt tot zowat 10 euro per kg.

Vandaag telt in het internationaal transport maar één zaak en dat is de prijs

Transportonderneming

Vaak is een extra verzekering dus aangewezen. “En die kan oplopen voor transporten naar bijvoorbeeld diefstalgevoelige landen als Italië”, aldus nog De Maegt van de transporteursorganisatie Febetra. “Wie wil exporteren, doet niettemin best een beroep op een transportonderneming”, zegt directeur-generaal Liesbeth Geysens van het Vlaams Instituut voor de Logistiek (VIL). “De uurlonen in die sector liggen veelal lager dan in andere sectoren. Als je dan weet dat uurlonen meer dan de helft van de transportkosten uitmaken, geeft dat al vlug de doorslag. Bovendien is de concurrentie in die sector bikkelhard. De voorbije maanden waren de volumes in het goederenvervoer goed, toch bleven de prijzen achterwege. De winstmarge in transport is vaak minder dan 2 procent. Heel wat transporteurs moeten hun winst dan ook halen uit bijkomende activiteiten, zoals opslag en herverpakken.” De prijsbepaling gebeurt volledig vrij tussen transporteur en exporteur. Voor internationaal transport hou je daarbij ook best rekening met het doorrekenen van de tarieven van tolwegen, toltunnels en tolbruggen, wat we in België maar weinig kennen.

“Vandaag telt in het internationaal transport maar één zaak en dat is de prijs”, bevestigt De Maegt van Febetra. “Zodra je boven de 500 km gaat, zul je daardoor nog maar weinig Belgische transporteurs tegenkomen. Hun plaats is helemaal ingenomen door Europese truckers die tegen veel lagere uurlonen rijden.”

Verschillende projecten

De voorbije jaren werden een aantal projecten opgestart om vervoer te bundelen. Waarom zouden twee bedrijven elk hun eigen transport organiseren naar bijvoorbeeld Italië terwijl dat samen kan? “Dat bundelen zou inderdaad heel wat kostenvoordelen kunnen opleveren”, aldus Liesbeth Geysens van VIL, ”maar in de praktijk zien we dat dergelijke projecten niet overeind blijven en een stille dood sterven. Er moet in dat geval gekozen worden voor één bepaalde transporteur en dat stoot op weerstand bij wie uit de boot dreigt te vallen.”

Andere projecten die de voorbije jaren aandacht kregen, behelsen de pogingen om meer multimodaal te werken. Waarom niet een deel via de waterweg of via het spoor doen? ”Het transport via shortsea doet het niet slecht, al is de groei niet zo sterk. Maar het spoor blijft aanmodderen. Als snelheid belangrijk is, blijft het wegvervoer domineren. Zeker voor transporten tot 400 km”, aldus nog Geysens.

tekst Johan Van Geyte
Vorig artikel
Volgend artikel