economie
MVO

Op het kruispunt van economie en ecologie

10.08.2022
door Frederic Petitjean

Overal ter wereld zijn bedrijven, zowel bestaande bedrijven als start-ups, op zoek naar nieuwe zakelijke modellen die duurzaamheid aan rendabiliteit koppelen. En dat is een goede zaak, want met de modellen die we tot nu toe hanteerden, gaan we deze planeet en de economie niet redden. Welke mogelijkheden zijn er? Wat zijn goede voorbeelden? En hoe verschillen deze met vroeger?

1. Lineair ligt niet meer in hoogste la

Decennialang was het doodeenvoudig: bedrijven ontwikkelden een product, verkochten dat aan zoveel mogelijk consumenten en als het product stuk of versleten was, probeerden ze een nieuw exemplaar aan de man te brengen. We zaten in een lineaire economie waarbij het versleten of kapotte product op het eind van zijn leven op de vuilnisbelt belandde.

Er zijn wel wat problemen met deze aanpak. Zo gaat de lineaire economie er bijvoorbeeld van uit dat grondstoffen oneindig en alomtegenwoordig zijn. En dat is niet zo. De toevoer van bepaalde grondstoffen (zoals metalen die nu nog veel in batterijen en gsm’s gebruikt worden) zal op een gegeven moment ophouden. Bovendien: als men grondstoffen opnieuw kan aanmaken, kost dat vaak enorm veel energie en hulpgrondstoffen, zoals water. Of het proces om ze te maken is schadelijk voor onze leefomgeving. Nu er steeds meer wereldburgers (dus: consumenten) bij komen, komt dit model onder druk te staan. Het brengt ook economische gevaren mee. De steeds hogere vraag naar grondstoffen stuwt hun prijs, waardoor ze voor producenten steeds minder aantrekkelijk worden en er risico’s ontstaan in de economie. Het wordt zo niet alleen steeds lastiger om prijsvoorspellingen te maken, maar leidt er ook toe dat het almaar minder aantrekkelijk wordt om in dit soort materialen te investeren om ze efficiënt te ontginnen.

2. Repareren en recycleren

Het overslaan van de laatste stap uit de lineaire economie kan de druk op onze planeet al enorm verlichten. Ook steeds meer bedrijven raken daarvan overtuigd en bieden de mogelijkheid om hun producten te repareren of te recycleren. Onder meer in de mode-industrie (een notoire grootverbruiker van grondstoffen) wint dit idee steeds meer terrein. Het Amerikaanse Patagonia bijvoorbeeld moedigt zijn klanten expliciet aan om kapotte kleren in te leveren voor reparatie. Als alternatief kunnen die ervoor kiezen om ze in te leveren voor een tegoedbon.

H&M werkt dan weer samen met de Zwiterse recyclingspecialist I:Co om afgedankte kleren een tweede leven
te geven. The North Face, Levi’s en Forever 21 zijn er eveneens klant. I:Co organiseert het transport, het sorteren en het recycleren van het geschonken textiel, haalt er weer belangrijke grondstoffen uit en zorgt dat deze opnieuw ingeschakeld kunnen worden in het productieproces. Ook de van oorsprong Nederlandse gsm-fabrikant Fairphone hanteert een gelijkaardige aanpak. Het bedrijf moedigt klanten niet enkel aan om telefoons in te leveren om ze te recycleren, het ontwerpt de mobieltjes ook zo dat ze gemakkelijk te repareren zijn en stelt daarvoor expliciet reserveonderdelen ter beschikking voor zowel consumenten als professionele reparateurs.

3. Ontwerpen voor hergebruik

Uiteraard kun je als bedrijf nog een stapje verder gaan. Bijvoorbeeld door de producten die je maakt al meteen zo te ontwerpen dat ze gemakkelijk recycleerbaar zijn. Zo bracht het Duitse Adidas in 2019 zijn Futurecraft. Loop op de markt, de eerste loopschoen die men zo goed als volledig kan hergebruiken. Dat klinkt eenvoudiger dan het was. Sportschoenen bestaan typisch uit een complexe materialenmix die bij elkaar gehouden wordt door lijmen. Het kostte Adidas bijna tien jaar research om de complete schoen van één soort materiaal te maken en deze zonder lijm in elkaar te houden.

Ook het Zweedse IKEA turnt zijn designproces almaar meer om, om zijn meubelen zo duurzaam mogelijk te maken. Door gestandaardiseerde materialen en kleuren te gebruiken, komen onderdelen veel makkelijker en breder beschikbaar. Het wordt het voor klanten zo ook gemakkelijker om de meubels te repareren. Tijdens het ontwerpproces wordt er ook
voor gezorgd dat stoelen, tafels en zitbanken gemakkelijk weer uit elkaar gehaald kunnen worden, zonder dat ze stukgaan en dat producten zich kunnen aanpassen aan toekomstige wensen van klanten. Dat kan bijvoorbeeld door modulaire meubelen te ontwikkelen die gemakkelijk uitgebreid kunnen worden of door bepaalde meubelen te voorzien van snel verwisselbare frontpanelen, zodat ze in een handomdraai een frisse, nieuwe look krijgen.

4. Geen product maar een dienst

Maar wat als je als bedrijf nu eens besluit om helemaal geen producten meer te verkopen, maar die producten (of hun gebruik) enkel als een soort dienst te verhuren? Dan kom je bij het concept ‘product-as-a-service’ terecht. Een bedrijf als Uber is daar allicht een van de bekendste voorbeelden van. In plaats van elke consument zijn eigen auto te laten kopen (die dan ook nog eens 95 procent van de tijd stilstaat) is het een pak interessanter om alleen te betalen voor het gebruik van de wagen als je die daadwerkelijk nodig hebt.

Er zijn nog bedrijven die hier brood in gezien hebben. Signify (de verzelfstandigde verlichtingstak van Philips) biedt bedrijven bijvoorbeeld ‘verlichting-as-a-service’ aan. Hierbij worden geen armaturen en peertjes meer verkocht, maar complete ‘verlichtingsoplossingen’. Signify ontwerpt, installeert, onderhoudt en repareert deze en rekent hiervoor een maandelijkse abonnementskost aan. Als het contract afloopt kan de verlichting opnieuw gebruikt of gerecycleerd worden. De Amerikaanse start-up Homie zet in op hetzelfde idee. Het bedrijf komt bij zijn klanten een wasmachine, droogkast of koelkast installeren en vraagt daarvoor elke maand 10 tot 20 euro. Die opzet zet bijvoorbeeld ook de fabrikanten aan om efficiëntere en betere apparaten te ontwikkelen. Immers: hoe langer de wasmachine meegaat, hoe meer ze opbrengt voor het verhuurbedrijf.

Vorig artikel
Volgend artikel