Interview door Fokus Online

Jan De Nul: ‘In het buitenland moet je op je hoede zijn’

Van Panama over Australië tot Vietnam en Angola. De Jan De Nul Group bouwt en baggert zowat de hele wereld rond. Topman Jan Pieter De Nul sprak met ons over de risico’s en de uitdagingen van zijn vak. “Baggeren is eigenlijk geen rendabel beroep.”

Van Panama over Australië tot Vietnam en Angola. De Jan De Nul Group bouwt en baggert zowat de hele wereld rond. Topman Jan Pieter De Nul sprak met ons over de risico’s en de uitdagingen van zijn vak. “Baggeren is eigenlijk geen rendabel beroep.”

We ontmoeten Jan Pieter De Nul in zijn kantoor in Aalst, een van de plaatsen van waaruit een vloot van meer dan 250 schepen en bijna 6.000 man personeel wordt aangestuurd. Samen zorgen ze voor een omzet van meer dan twee miljard euro, wat van De Nul de grootste baggeraar ter wereld maakt.

Hoe is Jan De Nul internationaal zo groot geworden?

“Op eigen kracht. In het begin van de jaren zeventig waren er in Europa 28 baggerbedrijven. Daar blijven er nu nog vier van over. Er is in al die tijd maar één failliet gegaan: een Italiaanse baggeraar. De vier die nu nog bestaan, zijn dus het resultaat van 27 bedrijven die gefusioneerd zijn. Ik denk dat wij het enige bedrijf zijn dat altijd alleen gebleven is. De markt is gigantisch gegroeid natuurlijk, de wereld is opengegaan. Als je in de jaren vijftig of zestig een job ging doen in Afrika of Zuid-Amerika, viel iedereen van zijn stoel. Nu is dat doodnormaal. Wij hebben de laatste tien jaar in 86 landen gewerkt.”

De vier grootsten ter wereld, waaronder jullie, komen allemaal uit de Benelux.

“Ja, dat heeft een historische reden. De Nederlanders zeggen dat zij de inpoldering hebben uitgevonden, maar dat klopt eigenlijk niet. De eerste inpoldering is gebeurd aan de Belgische kust door Cisterciënzers. Pas daarna is die kennis naar Nederland overgewaaid. Ze hebben in Nederland wel meer land gewonnen op de zee, dat wel. Maar goed, dat de baggerindustrie hier zo goed groeide, lag aan een combinatie van factoren: we hadden scheepswerven, we hadden kennis en we hadden mensen.”

“De goede partners eruit pikken, dat blijft een avontuur.”

Hoe bereidt u nieuwe, internationale projecten voor?

“De eerste stap is: weten dat er een project is (lacht). Hier in België is dat natuurlijk simpel, je moet het Staatsblad maar openslaan en je ziet de gepubliceerde aankondigingen. Maar om op de hoogte te zijn van werken in China, Australië of Panama, moet je zelf prospectie doen. Wij hebben dus mensen die daar constant de ministeries afschuimen, de oliemaatschappijen en de mining companies om te weten welke werken aanbesteed worden. En dat klinkt gemakkelijker dan het is, hoor. Elke baggeraar ziet opdrachten aan zijn neus voorbijgaan, gewoon omdat ze niet wisten dat er een opdracht was.”

OK, je weet dat er een groot project aan zit te komen. Wat dan?

“Tja, dan komt het er op aan om in die totaal vreemde omgeving een prijs op dat werk te zetten. Je moet daar met onwaarschijnlijk veel factoren rekening houden. De marktomstandigheden, potentiële concurrenten, het belastingsysteem in dat land, de moeilijkheden waar je kunt op stoten, de vergunningen die je nodig hebt… Ga zo maar door. Dan laat je dat uitrekenen door je mensen, je studiedienst, je geologen en je milieuspecialisten. En als dan blijkt dat jij de grootste gek bent die er de laagste prijs voor vraagt, dan moet je het werk nog realiseren ook. En dan kom je met alle lokale wetten in contact. Met arbeidsvergunningen, residentievergunningen, belastingen… En als je er dan op het einde van de rit ook nog een beetje geld aan overhoudt, mag je content zijn (lacht).”

Werkt u met lokaal personeel in het buitenland?

“Weinig, we doen bijna alles zelf. Het beroep is tegenwoordig zo gespecialiseerd en hoogtechnologisch, dat je de tijd niet hebt om het hen te leren.

Er zijn uitzonderingen natuurlijk.

We zitten al bijna twintig jaar continu in Argentinië, daar zijn wel lokale mensen aan de slag.”

Lokale partners?

“Ook niet zo gigantisch veel, hoor. Soms een bouwbedrijf of een bedrijf dat connecties heeft met de klant of zo. De goede er uit pikken, blijft een avontuur (lacht). Er is wel een evolutie tegenwoordig waarbij de projecten bijna sleutel-op-de-deur worden afgewerkt. Een klant vraagt dus niet naar ‘een baggerwerk’, maar vraagt een compleet sluizencomplex. En dan kan het gebeuren dat we lokale kennis en specialisten inhuren. Dat kun je ook partners noemen. Op die manier hebben we bijvoorbeeld in Oman een complete haven gebouwd met een Turks en een Grieks-Palestijns bedrijf.”

“Nieuwe, internationale bedrijven zijn er niet in onze business. Je moet crazy zijn om er aan te beginnen.”

Je zegt dat baggeren eigenlijk niet rendabel is.

“De bedragen die in onze sector omgaan lijken groot, maar de risico’s zijn nog veel groter. Vanuit het standpunt van een investeerder is in de baggerindustrie stappen helemaal geen goed idee. Als je er in zit, zoals wij, ja goed, dan ga je door. Maar nieuwe, internationale bedrijven zijn er niet in onze business, behalve een Chinees staatsbedrijf, dat zijn rekening natuurlijk helemaal anders maakt dan wij. Je moet eerst jarenlang knowhow opbouwen en dat kost zoveel geld, dat het crazy is om er aan te beginnen.

Je moet ook weten dat de zakencijfers van de vier grootste baggeraars samen, ocharme, 6 à 7 miljard euro per jaar bedraagt. Moest dat 600 of 700 miljard zijn, dan zaten er al lang reuzenbedrijven in die markt. Een General Electric of een Westinghouse of zo. Maar de bedragen zijn zo klein, dat het voor hen de moeite niet is.”

Wat zijn die risico’s dan waarover je het hebt?

“Een mooi nieuw baggerschip kost, ruwweg, iets van een 150 miljoen euro. Met dat geld kun je ook ergens een prachtige fabriek neerpoten, waarmee je een business kunt beginnen waar veel meer mee te verdienen valt. Bovendien zet je die fabriek neer waar je wilt en ze blijft ook staan. Je baggerschip moet constant de halve wereldbol rondvaren, wat op zich al een enorm risico is. Als je een fabriek hebt, staan na een paar maanden alle pionnen op hun plaats, zijn de kinderziektes er uit en kun je beginnen draaien. Wij moeten met onze fabriek telkens naar een ander land varen en compleet van nul beginnen. ”

En dat is een complexe operatie?

“Absoluut. Je hebt zoveel diensten nodig om dat tot een goed einde te brengen: eerst opdrachten vinden, ze begroten, contracten opstellen… Personeel moet je uitsturen, dus is er een stevige hr-dienst nodig. En wanneer je daar bent, moet je zorgen dat je betaald wordt. Het is misschien raar om te zeggen, maar in het buitenland moet je altijd op je hoede zijn.”

SMART FACT.

Wat zou je geworden zijn als je niet in de baggerwereld zou werken?

“De vraag heeft zich nooit gesteld. Mijn vader had al lang beslist wat ik ging studeren en wat ik zou gaan doen. Maar heb ik daar spijt van? Absoluut niet.”

02.12.2014
door Fokus Online
Vorig artikel
Volgend artikel