uitzendkrachten
Business

Het wel en wee van de welzijnswet (deel 1)

07.03.2022
door Fokus Online

De Welzijnswet bestaat nu een kwarteeuw en was toen vooruitstrevend in zijn aanpak. Ze heeft ervoor gezorgd dat België initiator werd in de aanpak van psychosociale risico’s op de werkvloer. De evolutie van de arbeidsorganisatie in termen van werken van derden en een meer doelgerichte aanpak van de arbeidsrisico’s werden aangepakt. Toch blijkt er nog wel wat werk aan de winkel om voor elke werknemer, inclusief uitzendkrachten, een veilige en gezonde werkplek te garanderen. Preventie en Interim organiseerde onlangs een studiedag om de stand van zaken op te meten. In deel 1: waarom is de Welzijnswet aan een update toe? 

In 1996 ging in ons land de Welzijnswet in voege. In uitvoering ervan werd onder meer, na organisatie van ronde tafels, de verdeling van de verantwoordlijkheden in de uitzendsector geregeld. Er werd afgesproken wat de taak is voor uitzendkantoren en wat onder de verantwoordelijkheid van de bedrijven, die de uitzendkrachten daadwerkelijk aan het werk zetten, valt. 

De risicoanalyse als voorbereiding voor de werkpostfiche die de gebruiker moet opstellen, maakt hiervan een belangrijk deel uit. Maar net daar schort er wel een en ander, zo bleek al uit vroegere inspectiecampagnes. Zo blijken heel wat fiches slecht of niet ingevuld te zijn. Daaruit blijkt dat de aanpak van risicoanalyses door de werkgevers op de werkplek nog te vaak te wensen overlaat. 

De Welzijnswet komt met de invoering van een nieuwe aanpak van bedrijfsbezoeken door externe preventiediensten,  op 1 januari jl, geen moment te vroeg, klinkt het bij Karine Eerdekens, directeur Risicobeheersing bij de externe dienst Mensura. De bestaande wetgeving was onduidelijk. Het inschatten van de risico’s op de werkplek door middel van een bedrijfsbezoek was bijvoorbeeld al problematisch. Nergens was beschreven wat het doel en de inhoud van dat bedrijfsbezoek precies waren. Hoe vaak moest er een bedrijfsbezoek worden afgelegd? Wie mag een bezoek doen? Of hoe past de verplichting “meewerken aan de risicoanalyse” zoals de reglementering het omschrijft als taak van de preventiediensten, in het bedrijfsbezoek? We hadden er met z’n allen het raden naar. 

Bedrijfsbezoek

De nieuwe aanpak van bedrijfsbezoeken door de Externe Diensten voor Preventie en Bescherming op het werk  heeft als doel om te evolueren naar een helderder kader. Zo zal er een meer gerichte keuze mogelijk zijn over wie het bedrijfsbezoek moet of mag uitvoeren. Arbeidsartsen kunnen bedrijfsbezoeken blijven doen. Maar er wordt meer flexibiliteit ingebouwd in functie van de risico’s aanwezig op de werkplek en noden van de klanten van de externe diensten Dit door bijvoorbeeld ook ergonomen of gespecialiseerde preventieadviseurs in veiligheid in te schakelen voor een bedrijfsbezoek. Zo zal ook de vaste bedrijfsbezoeker de mogelijkheid krijgen om een collega met andere expertise in te schakelen waar nodig. 

De nieuwe aanpak maakt vooral onderscheid tussen kleine en grote bedrijven, met meerdere zetels en vestigingen. Afhankelijk van de risico’s op de werkplek kan de frequentie van de bezoeken verschillen. Per type zetel wordt een bezoekersfrequentie vastgelegd, afhankelijk van het risico. Voor grote bedrijven zullen de verkennende en periodieke bezoeken helpen om de (gezondheids)risico’s beter in te schatten. Hierdoor wordt ook de werkpostfiche accurater (want verplicht bij gezondheidsrisico’s verbonden aan de werkpost) en worden de medische onderzoeken beter aangepast aan de noden van de uitzendkrachten. Uitzendkantoren staan immers invoor de gezondheidsbeoordeling van uitzendkrachten.

Vijf prioritaire risico’s

Bij kleine bedrijven krijgt de externe dienst meer te doen. Zij hebben zelf geen voldoend opgeleide preventieadviseur. Wat dus wil zeggen dat ze intern vaak niet over de benodigde kennis beschikken. Zowel het verkennend als periodiek bezoek hebben ook een andere invulling dan bij grote ondernemingen. Het verkennend bezoek is gericht op de identificatie van de risico’s van het bedrijf. Maar het nieuwe KB vraagt bijvoorbeeld ook om de vijf voornaamste risico’s op te lijsten, samen met bijhorende actiepunten. In het verleden kreeg de klant vaak een lange lijst met “vaststellingen”. Dat was vaak een stereotiep document waarin een KMO zichzelf niet herkende. Met als voor de hand liggend gevolg dat kleine bedrijven daar vaak niets mee deden. Vijf risico’s is een al bij al beperkt en behapbaar aantal om gericht aan te pakken. Het periodieke bezoek is dan weer voornamelijk een update van het verkennend bezoek aan de realiteit, gecombineerd met gericht advies.  Let wel: een exteren dienst heeft nog altijd slechts een adviserende functie. Het is en blijft de werkgever die actie moet ondernemen. 

Functies en risico’s

De nieuwe regelgeving faciliteert ook kwalitatief betere bepalingen van functies en risico’s op de werkplek. Dat brengt op zijn beurt dan weer een betere organisatie van het gezondheidstoezicht mee, met de juiste onderzoeken voor de medewerkers die het nodig hebben. Tegelijk is er ook ruimte gecreëerd om de kwaliteit van de werkpostfiches te verbeteren en, daaruit volgend, de onderzoeken voor de uitzendkrachten. 

Een nieuwe regelgeving brengt op zijn beurt dan weer een betere organisatie van het gezondheidstoezicht mee, met de juiste onderzoeken voor de medewerkers die het nodig hebben.

Taakverdeling

Luc Van Hamme, adviseur-generaal, hoofd van de arbeidsinspectie van zijn kant liet zijn licht schijnen op wat de Welzijnswet heeft bewerkstelligd in een kwarteeuw en hoe deze in de toekomst zal evolueren. De kiemen van de wet liggen in enkele ronde tafels waarin o.a. ook de taakverdeling tussen uitzendbureau en gebruiker werden vastgelegd en waarin trouwens ook Preventie en Interim het levenslicht zag. 

De welzijnswet zelf kwam er vooral om de “onderaanneming” te regelen en zo concrete invulling te geven aan een Europese kaderrichtlijn. 

Een tweede aspect was dat gepoogd werd om van secundaire en tertiaire naar primaire preventie te evolueren waardoor arbeidsrisico’s voor uitzendkrachten en werknemers al aan de bron voorkomen kunnen worden. Of dat volledig gelukt is, is maar de vraag. Wat wel zo is, is dat het vroegere ARAB van een hypertechnische wetgeving is geëvolueerd naar een regelgeving met meer ruimte om zelf met gezond verstand aan risicoanalyse te doen en waarvan de inhoud grotendeels zelf kan ingevuld worden. 

Multidisciplinariteit

Van Hamme besprak ook de gewenste multidisciplinariteit die de Welzijnswet nastreeft, waarbij verschillende mensen (een ergonoom, een arts, een veiligheidsdeskundige …) moeten samenwerken. Dat nobele doel is alvast nog niet voldoende bereikt, stelt hij. Hij wijst ook op de “managementaanpak” in welzijn, een typisch Belgisch fenomeen met zijn continu geüpdatete verbeteringsprocedures. Tegelijk evolueerde ook het aantal veiligheidsaspecten dat een rol speelt in gezondheid en welzijn op de werkvloer. Denk daarbij bijvoorbeeld aan chemische agentia of fysische agentia als lawaai, straling en trillingen en ergonomie. 

Ook psychosociale aspecten komen meer en meer aan bod en dat biedt meteen ook een kans om van veiligheid een “sexy” onderwerp te maken, argumenteert Van Hamme. Waar het ARAB vroeger een zeer technische regelgeving was over bijvoorbeeld de specificaties van machines, komen nu ook veel vaker onderwerpen als burn-out, veerkracht, pesten op het werk of grensoverschrijdend gedrag aan bod. Ook de wisselwerking van welzijn met andere domeinen als Corporate Social Responsability, duurzame ontwikkeling en leefmilieu wordt steeds duidelijker op het terrein. 

Blijft natuurlijk de vraag wat de toekomst gaat brengen. De klassieke arbeidsrelatie is wettelijk quasi ongewijzigd sinds de negentiende eeuw, maar de komende jaren zullen we ons voor een golf van disruptie moeten schrap zetten. De new way of working is here. Waar vroeger een arbeidsovereenkomst perfect paste in de mal van “werken onder het gezag van een werkgever”, zijn er de laatste jaren steeds meer varianten en afgeleiden opgedoken. Ook de band tussen de geografische plaats en de plaats van tewerkstelling wordt almaar meer flou. Het begrip “onmiddellijke uitoefening van gezag” wordt steeds meer uitgehold en tewerkstelling is almaar minder geografisch bepaald. Meer en meer mensen werken autonoom, geïsoleerd, in onderaanneming of in het statuut van zelfstandige of freelancer. In hoeverre is iemand gedekt die via telewerk werkt in zijn eigen woning? 

Technische ontwikkelingen

Dat brengt ook voor de welzijnsdomeinen uitdagingen mee. Preventieadviseurs zullen nog meer op de hoogte moeten zijn van nieuwe technologische ontwikkelingen en deze kunnen bijbenen. Inspecteurs zullen in staat moeten zijn om de kwaliteit van de risicoanalyses te evalueren, rekening houdend met alle nieuwe aspecten die we hierboven al aanhaalden. Tegelijk hoopt Van Hamme dat we de weg naar primaire preventie verder zullen bewandelen. De beste manier om uitzendkrachten-werknemers op de werkplek bij de klant-gebruiker te beschermen blijft immers. Zorgen dat ongevallen nooit kunnen plaatsvinden. 

Vorig artikel
Volgend artikel